ARNHEM - Omdat de Duitsers de Nederlandse benzinevoorraad hebben gevorderd is het voor de Nederlandse autobezitters per 1 juli 1940 uit met de pret. De bezetter voert een nieuwe regeling in die bepaalt dat in het vervolg pomphouders alleen nog brandstof mogen leveren aan de eigenaren van voertuigen die nodig zijn voor het uitoefenen van hun beroep of bedrijf. Ze krijgen speciale brandstofbonnen. Overig autobezittend Nederland schakelt over op nieuwe technieken.

Het was een populair liedje voor de oorlog: Louis Davids' 'De Olieman heeft een Fordje opgedaan'. Iedereen kende het refrein over een van de kleine, of misschien wel grote genoegens van het autobezit: 

                                                         De Olieman heeft een Fordje opgedaan, 

                                                  Daar rijdt ie mee als een vorst door de Jordaan.

                                                Maar 's avonds om tien uren is het uit met de pret, 

                                          Want dan stopt zijn vrouw de slinger onder bed. Tuf, tuf, tuf.

De maatregel van de bezetter voelde voor veel Nederlandse autobezitters hetzelfde als de slinger die onder het bed ging, want ook al was de auto destijds nog lang niet zo'n algemeen bezit als tegenwoordig:  niet iedereen had 'm nodig voor zijn werk. En dus verschenen er alternatieven voor de broodnodige maar niet meer te krijgen benzine. Als de auto al niet gevorderd was door de Duitsers. Want dat deden ze ook. 

Gastank op het autodak

Auto's werden voorzien van enorme opblaasbare tanks op het dak die het mogelijk maakten op lichtgas te gaan rijden. Lichtgas, ook wel keukengas genoemd, was de voorloper van aardgas en werd in speciale gasfabrieken geproduceerd uit steenkool. Ook verscheen de zogeheten houtgasgenerator , een grote installatie die achterop de auto werd gemonteerd die door een proces van gesloten verbranding houtgas produceerde dat direct in de motor werd gespoten zodat er gereden kon worden. Verdere aanpassingen aan de motor waren niet nodig. De houtgasgenerator werd ontwikkeld door Maus Gatsonides, de latere autocoureur en uitvinder van de Gatsometer, beter bekend als flitspaal.

En met het vorderen van de oorlog en de toenemende benzineschaarste schakelden uiteindelijk ook de bussen en vrachtwagens over op gasgeneratoren.

Hoe het er allemaal uitzag, is te zien in dit filmpje: